- bay
- adj. inham, baai, golf; nis, uitbouw, afdeling, vleugel; overkapping; vak, ruimte; laurierboom; vos (paard); geblaf--------n. baai; laurier (plant, blad); inhamming, afgesloten ruimte, afdeling; (in computers) de ruimte in de computer voor een schijfstation eenheid--------v. blaffenbay1[ bee] 〈zelfstandig naamwoord〉1 baai ⇒ zeearm, golf2 (muur)vak3 nis ⇒ erker4 afdeling ⇒ vleugel, ruimte 〈in gebouw enz.〉5 laurier(boom)6 vos 〈kleur, paard〉7 〈meervoud〉laurierkrans 〈ook figuurlijk〉 ⇒ lauwerkrans8 luid geblaf♦voorbeelden:¶ bring to bay • in het nauw drijvenhold/keep at bay • op een afstand houdenstand at bay • zich te weer stellenat bay • in het nauw gedreven————————bay2〈bijvoeglijk naamwoord〉1 voskleurig♦voorbeelden:1 a bay horse • een vos(paard)————————bay3〈werkwoord〉1 (aan)blaffen ⇒ bassen, huilen
English-Dutch dictionary. 2013.